Thursday, February 16, 2006

Hun gastvrijheid tegenover 30 jaar isolement

Tussen 1955 en 1991 werd Albanië onder de communistische dictatuur van Enver Hoxha van de buitenwereld afgesneden. Nergens anders werd een land gedurende een lange tijd zo in de onderwereld geduwd. Na de breuk met China in 1978 geraakte het land volledig geïsoleerd en werd, uit angst voor een mogelijke buitenlandse aanval, het met duizenden bunkers bezaaid.
Het waren slechts in zichzelf schreeuwende symbolen die doodgewoon hun eigen grond bevuilden, maar niemand durfde dit openlijk te zeggen, uit schrik het met de dood te bekopen.
Hun tere vlees zou zich onder deze grijze koepels beschermen, maar toch mengden deze druilerige bouwsels zich eerder met de vrije lucht dan echt nodig te zijn.
Deze tristesse zien we reeds in de oude Albanese ballades waarin het landschap in datzelfde grijs gehuld is. In dit eeuwige Albanië stonden geen bunkers maar wel kulla’s.
De kulla’s waren huizen met dikke muren en kleine ramen quasi vestigingen. Men treft ze vooral in het bergachtige noorden aan . Ze beschermden hen voor het altijd dreigende gevaar, in die gebieden waar het bloed gewroken werd.
“Koka per kokë” / “Een hoofd voor een hoofd”
Dit bergvolk had zich door haar geografisch isolement steeds uit de klauwen van een gezag geweerd.
Hun daardoor tot het uiterst doorgedreven vrijheidsdrang verklaart misschien de bloedwraak, waarin de dood boven de gevangenisstraf werd verkozen. Het leven kreeg zo, in aanschouwen met de dood, zoveel meer waarde. Dit gewoonterecht verhield zich van mens tot mens, en verlaagde zich niet tot een onwillekeurig apparaat dat het communisme wel was.
Als reiziger had je toen niets te vrezen, hoe wreed het decor ook was, zolang je er zich bewust van was, werd je overal goed ontvangen.
Ook na 30 jaar van isolement is het recht van de gast en de plicht van de gastheer in hun collectief geheugen gegrifd evenzeer de tienduizenden bunkers die dit mooie bergland hebben verminkt.

0 Comments:

Post a Comment

<< Home